Een antwoord vanuit een theoretisch perspectief...
Kijk nog eens naar
https://www.sonusparadisi.cz/en/downloa ... ple_id/59/. In dat document staan allerlei mooie gekleurde plaatjes van de frequentierespons van de IR's. Vergelijk die plaatjes eens met elkaar. Op de horizontale as staat de tijd: hoe lang de nagalm duurt. Op de verticale as de frequentie: de toonhoogte. De kleur geeft de intensiteit (geluidssterkte aan). Al die plaatjes lijken op het eerste gezicht veel op elkaar. De hoge frequenties hebben, zoals je kunt verwachten, veel minder nagalm dan de lage frequenties.
Maar je kunt ook behoorlijke verschillen zien. Neem alleen de eerste 2 IR's. De 2e IR geeft een relatief lange nagalm rond de 100 Hz en ook in het gebied tussen 1000 en 2000 Hz. In de praktijk betekent dit dat een IR het geluid sterk kan kleuren: de ene IR benadrukt sommige toonhoogtes veel meer dan de andere. Dit betekent dat je niet straffeloos een willekeurige IR kunt toepassen op een willekeurig (droog) sampleset. Er is een aanzienlijk risico dat je daardoor een te heldere of te doffe klank krijgt, of dat bepaalde bastonen heel dreunend gaan klinken. Het beste lijkt me dus om een IR te gebruiken van dezelfde ruimte als waarin het originele orgel staat. Dat is in bovenstaande vraag een goed uitgangspunt.
Als je goed kijkt naar de details van de frequentierespons, dan zie je allerlei ribbeltjes. Die zijn ook van belang. Ten eerste zie je variaties over de tijd, dat zijn de echo's. Ten tweede variaties tussen de frequenties: twee naastgelegen toonhoogtes kunnen sterk verschillen in hoe luid ze zijn.
Een IR komt tot stand door een geluid af te spelen door een speaker op een bepaalde plaats in de ruimte, en door dit geluid op te nemen door een bepaalde microfoon op een andere plaats in de ruimte. Ik verwacht dat het ribbeltjespatroon verandert als je de microfoon verschuift, maar ook als je de speaker van plaats verandert. In de praktijk betekent dit dat iedere orgelpijp zijn eigen IR heeft, en iedere plek waar een oor zit ook!
Als we nu 1 IR toepassen op alle (droge) samples, dan krijgen ze allemaal hetzelfde ribbeltjespatroon toebedeeld. Met andere woorden, de samples zijn heel sterk gecorreleerd. Voor de meest realistische geluidsweergave zou ieder sample zijn eigen ribbeltjespatroon moeten krijgen en dus zijn eigen IR. Ik denk dat het daarbij niet van het grootste belang is dat het ribbeltjespatroon in ieder detail overeenkomt met de werkelijkheid, maar vooral dat de ribbeltjespatronen verschillend zijn per sample. Met andere woorden, we zouden moeten streven naar
decorrelatie van de samples - zonder daarbij overigens het karakter van de oorspronkelijke nagalm teveel te veranderen.
Het grote voordeel van "natte" samples is dat deze decorrelatie er al in is opgenomen. Omdat iedere pijp op een andere plaats staat, heeft ieder pijp al zijn eigen nagalm.
Maar natte samples hebben ook een nadeel. Wat er nu in Hauptwerk gebeurt is: eerst wordt de klank van de pijp opgenomen, met nagalm. Dan wordt die klank aangepast met het windmodel. Maar in werkelijkheid gaat het andersom: eerst beïnvloedt het windgedrag de klank van de pijp, dan komt pas de nagalm erbij. De kleine ontstemmingen en wisselingen in volume en klankkleur worden in werkelijkheid veel meer door de galm uitgesmeerd, dan in Hauptwerk gebeurt. Daardoor mis je in Hauptwerk soms het realisme van het effect dat het orgel gaat "zingen" bij grotere registraties.
Dit nadeel is overigens niet supergroot, er blijft genoeg realisme over. Maar als we toch een stap verder willen, dan zouden we mijns inziens het volgende kunnen proberen:
* Gebruik van (semi-)droge samples
* Set van IR's die in dezelfde ruimte zijn opgenomen als het sample. Liefst vooral met variërende speakerposities (microfoonposities dichtbij en ver weg van het orgel zijn niet ideaal voor decorrelatie aangezien je daarmee flinke verschillen krijgt in de helderheid van de klank; ze zijn vooral nuttig voor virtuele positionering in de ruimte).
* samples met gelijke toonhoogtes verdelen over de verschillende IR's (verschillende toonhoogtes zijn vanzelf al minder gecorreleerd)
Terzijde: theoretisch gezien zou het goed zijn om samples met gelijke toonhoogtes ook over verschillende speakers in je eigen opstelling te verdelen, zodat je ook wat betreft de akoestiek van je luisterruimte een hoge mate van decorrelatie bereikt.
Anloo, Zwolle, Groningen, St. Maximin, Rabsteijn, Zlata Koruna en Caen zijn samplesets waarbij nu al IR libraries beschikbaar zijn die in dezelfde ruimte zijn opgenomen. Mijn indruk is dat het aantal verschillende speakerposities in deze libraries te klein is om voldoende decorrelatie te bereiken. Misschien is het daarom een mooi idee om nieuwe IR's te maken door bestaande IR's softwarematig aan te passen, in de hoop dat we zo een grotere hoeveelheid gedecorreleerde IR's kunnen produceren zonder de oorspronkelijke nagalm teveel aan te tasten. Daarbij zou wellicht gebruikt gemaakt kunnen worden van upmixing algoritmes. Deze worden gebruikt om van mono recordings stereo te maken, en van stereo surround, volgens hetzelfde principe: decorrelatie.
Ik ben er nog niet toe gekomen om dit alles in de praktijk te testen. Nog volop werk aan de winkel dus voor samplesetontwikkelaars en geïnteresseerde gebruikers!